Voormalig nazi-aanklager John J. Loftus ontdekte een spoor dat van Berlijn naar Rotterdam en Wall Street liep.
The Dutch Connection onthult hoe nazi-geld via Nederland Amerika bereikte — en hoe macht zich zelfs na een oorlog weet te verbergen.
1945 – Een spoor van geld…
Europa, 1945.
De kanonnen zwijgen. De oorlog is voorbij.
Maar diep in Amerikaanse archieven doemt een ander verhaal op — één dat nooit in de geschiedenisboeken belandde.
Het gaat niet over bevrijders of dictators, maar over geld. Over fortuinen die spoorloos verdwenen toen het Derde Rijk instortte. En over industriëlen, bankiers en politici die wisten hoe je macht laat overleven, zelfs als een rijk vergaat.
Tussen de papieren sporen van dat geld duikt één naam steeds weer op: Rotterdam.
Achter de façade van keurige kantoren en marmeren bankhallen lag iets wat niemand wilde zien — een financiële route die Nazi-Duitsland rechtstreeks verbond met het hart van Amerika.
Die verbinding kreeg later een naam, gegeven door voormalig oorlogsaanklager John J. Loftus:
“The Dutch Connection.”
De staalmagnaat en zijn onzichtbare imperium
Fritz Thyssen was niet zomaar een industrieel.
Hij was de man die het staal leverde waarmee Hitler zijn rijk bouwde.
Zijn fabrieken produceerden de tanks, de kogels en de locomotieven die de oorlogsmachine draaiende hielden.
Sinds 1923 had hij de NSDAP financieel gesteund, overtuigd dat Hitler Duitsland zou redden van chaos.
Maar Thyssen was ook een berekende zakenman.
Toen de Russen oprukten en de geallieerden begonnen met hun verhoren over oorlogsmisdaden, zat hij in een Amerikaanse cel. Vier jaar lang. Hij gaf antwoord op alles — behalve op de vraag waar zijn fortuin was gebleven.
Wat John Loftus later in Amerikaanse archieven vond, wierp nieuw licht op dat zwijgen.
Thyssen had geen buitenlandse rekeningen nodig. Hij had iets veel beters: drie banken.
- Eén in Berlijn, waar zijn macht lag.
- Eén in New York, waar zijn connecties zaten.
- En één in Rotterdam — de schakel die de twee werelden verbond.
Door eigendomsbewijzen en aandelen te verplaatsen tussen deze drie banken, wist Thyssen zijn vermogen buiten het bereik van de geallieerden te houden.
De Nederlandse bank die te veel wist
De Bank voor Handel en Scheepvaart werd in 1916 opgericht door August Thyssen, de vader van Fritz.
Op papier was het een neutrale handelsbank — precies het soort instelling dat in oorlogstijd wist te overleven door geen vragen te stellen.
Volgens de documenten die John Loftus later onderzocht, was die neutraliteit echter schijn.
De bank speelde al in de jaren twintig een rol in de financiering van het opkomende nazisme.
In 1923 verstrekte ze een lening voor de bouw van het eerste hoofdkwartier van de NSDAP in München.
In de decennia die volgden stroomden miljoenen door haar kluizen: winsten uit de Duitse industrie, transacties via Zwitserland, en later oorlogsbuit die via ‘neutrale’ kanalen veiliggesteld werd.
Het echte keerpunt kwam na 1945.
Terwijl Europa moe was van processen en heropbouw, werd de Rotterdamse bank volgens Loftus het knooppunt voor wat hij omschreef als “de grootste witwasoperatie van de twintigste eeuw.”
Via een web van papieren eigendomsrechten vloeide het geld door naar de Union Banking Corporation in New York.
En in dat bestuur zat één bekende naam: Prescott Bush — de grootvader van de latere Amerikaanse president.
Niemand vroeg destijds waar dat vermogen precies vandaan kwam.
De geheime missie in de ruïnes van Berlijn
Volgens de bronnen die John Loftus citeert, vond in 1945 een opmerkelijke operatie plaats.
Onder de codenaam Operatie Juliana zou een Nederlands team naar de ruïnes van Berlijn zijn gestuurd — officieel om de kroonjuwelen van prinses Juliana veilig te stellen.
Een nobel doel, passend bij de chaos van de laatste oorlogsmaanden.
Maar Loftus beweert dat er meer gebeurde dan dat.
Volgens zijn informatie groef het team geen juwelen op, maar documenten: eigendomspapieren, aandelen, en bewijs van nazi-bezittingen die in Duitse bankkluizen verborgen lagen.
Deze documenten zouden later via Rotterdam zijn gebruikt om dat vermogen opnieuw op naam van “neutrale” bedrijven te zetten — en zo het fortuin van de Thyssen-groep te herstellen.
Of prins Bernhard daar persoonlijk van wist, is nooit met zekerheid vastgesteld.
Er is geen direct bewijs, alleen verhalen die in de jaren negentig opnieuw opdoken in inlichtingenkringen.
Maar zelfs het gerucht is gevoelig.
Want als het waar zou zijn, zou het betekenen dat een deel van de nazi-oorlogskas via een Nederlandse operatie werd teruggebracht in veilige handen.
Is het ooit echt gebeurd?
Er bestaat geen officieel dossier, geen foto, geen ondertekend bevel.
Toch blijft het verhaal bestaan — als een echo uit een grijs gebied waar geschiedenis en geheimhouding elkaar raken.
De Amerikaanse bankiers en hun dubbelspel
Aan de overkant van de oceaan liep dezelfde geldstroom verder.
In New York beheerde de Union Banking Corporation de tegoeden van Duitse industriëlen die vóór de oorlog zaken deden met Amerika.
In 1942, midden in het conflict, werd de bank door de Amerikaanse regering bevroren wegens vermoedelijke banden met vijandelijk bezit.
Dat besluit is historisch gedocumenteerd.
Maar volgens John Loftus stopte het verhaal daar niet.
Hij stelde dat de bank, ondanks de bevriezing, indirect actief bleef via vertrouwelingen binnen het financiële netwerk van Wall Street.
Een van de bestuursleden was Prescott Bush, de grootvader van de latere president.
Een andere sleutelfiguur, advocaat Allen Dulles, vertegenwoordigde zowel Amerikaanse als Duitse zakelijke belangen en zou kort daarna de eerste directeur van de CIA worden. Hij speelde ook een rol in het MK-Ultra project.
Loftus’ theorie is dat deze mannen hielpen om delen van het Thyssen-fortuin te beschermen, onder het mom van economische stabiliteit in de naoorlogse periode.
Wederom is er weinig bewijs van een samenzwering, maar de verwevenheid tussen politiek, inlichtingen en grootkapitaal roept onvermijdelijk vragen op.
Wat zeker is:
in 1951 werden de rekeningen van de Union Bank weer vrijgegeven door de Amerikaanse overheid. De bestuurders ontvingen daarna forse compensaties en herstelden hun posities in het financiële circuit.
Voor Loftus was dat geen toeval, maar een teken dat de financiële sporen van het Derde Rijk dieper reikten dan ooit werd toegegeven.
Waar eindigt bewijs en begint verborgen waarheid
Sommige feiten zijn onomstreden:
- Prescott Bush zat in het bestuur van de Union Bank;
- Die bank werd in 1942 bevroren vanwege Duitse connecties;
- En de Thyssen-belangen liepen via Nederland en Amerika — dat staat in officiële dossiers.
Wat daarbuiten valt, blijft onzeker.
Van Operatie Juliana is nooit hard bewijs gevonden.
En ook de vermeende samenwerking tussen Bush, Dulles en Thyssen blijft tot vandaag onbevestigd.
Toch is het onderscheid tussen feit en vermoeden dun.
De officiële documenten vertellen genoeg om te weten dat geld, macht en moraal in die jaren gevaarlijk dicht bij elkaar lagen.
Het imperium dat uit de as herrees
Na 1945 herstelde de Thyssen-Bornemisza-groep zich snel. In de jaren vijftig en zestig volgden herstructureringen en samenwerking met Nederlandse banken; in de jaren zeventig vonden grote industriële fusies plaats, waaronder belangen die de positie van Thyssen verstevigden binnen de Duitse staalwereld.
Wat vóór de oorlog een bedreigd industrieel vermogen leek, groeide uit tot één van Europa’s grootste industriële concerns.
De Bank voor Handel en Scheepvaart verdween naar de achtergrond, maar de bedrijfsstructuren en kapitaalstromen bleven bestaan — een herinnering dat kapitaal zich vaak sneller herstelt dan reputaties.
Dat is geen moreel oordeel op zich, maar een vaststelling: economische macht vindt manieren om te overleven en te herpositioneren, ook na politieke catastrofes.
De vraag die blijft hangen
Was Nederland slechts een doorvoerland?
Een neutrale pion in een veel groter financieel spel?
Of speelde het land — via zijn banken, zijn diplomatieke stiltes en zijn invloedrijke families — een bewustere rol dan men ooit heeft willen erkennen?
De vraag blijft onbeantwoord.
Maar één patroon keert telkens terug: macht verdwijnt zelden echt.
Landen kunnen instorten, oorlogen kunnen worden verloren, maar geld weet altijd de weg naar nieuwe handen te vinden.
John J. Loftus vatte het eens kernachtig samen:
“Je kunt een land vernietigen. Je kunt generaals ophangen en documenten verbranden. Maar je kunt niet voorkomen dat degenen die weten waar het geld ligt, het gaan halen.”
De waarheid over The Dutch Connection is nooit volledig aan het licht gekomen.
Ze blijft zweven tussen archieven, vermoedens en stiltes — niet verdwenen, maar evenmin volledig zichtbaar.
Misschien is dat precies hoe macht overleeft.
Namen
| Naam | Nationaliteit / achtergrond | Rol |
|---|---|---|
| Fritz Thyssen | Duits | Staalmagnaat en financier van Hitler; centrale figuur in het netwerk van nazi-geld. |
| August Thyssen | Duits | Vader van Fritz; oprichter van de Bank voor Handel en Scheepvaart in Rotterdam. |
| Prescott Bush | Amerikaans | Bankier, bestuurder van Union Banking Corporation; grootvader van George W. Bush. |
| Herbert Walker | Amerikaans | Zakenpartner en schoonvader van Prescott Bush; genoemd als mede-betrokkene. |
| Allen Dulles | Amerikaans | Advocaat en inlichtingenman (later CIA-directeur); volgens Loftus betrokken bij financiële afscherming. |
| George W. Bush | Amerikaans | Enkel vermeld als kleinzoon van Prescott Bush, symbool van de politieke nasleep. |
| Prins Bernhard | Nederlands | Volgens Loftus mogelijk betrokken bij “Operatie Juliana” (het bergen van documenten in Berlijn). |
| Prinses Juliana | Nederlands | Genoemd als officiële reden voor de operatie (het terughalen van de kroonjuwelen). |
| John J. Loftus | Amerikaans (van Ierse afkomst) | Voormalig nazi-aanklager, onderzoeker en auteur van The Secret War Against the Jews; bron van de theorie “The Dutch Connection.” |
Instellingen
| Bank voor Handel en Scheepvaart (Rotterdam) | Centrale Nederlandse bank in het verhaal; spil in de geldstromen. |
| Union Banking Corporation (New York) | Amerikaanse bank; Prescott Bush zat in het bestuur. |
| August Thyssen Bank (Berlijn) | Duitse bank; onderdeel van Thyssens drieluik van banken. |
| Thyssen-Bornemisza-groep / -imperium | Naam voor het herrezen industriële concern na de oorlog. |
| NSDAP | Nazi-partij (die in 1923 door Thyssen werd gefinancierd). |
Bronnen
John J. Loftus – The Secret War Against the Jews (1994)
John J. Loftus – The Belarus Secret (1982)
Paul Manning – Martin Bormann: Nazi in Exile (1981)
Christopher Simpson – Blowback: America’s Recruitment of Nazis and Its Effects on the Cold War (1988)
NARA (U.S. National Archives) – Union Banking Corporation files


