In het vorige deel zagen we hoe twee mannen met banden met Al-Qaeda openlijk in Californië leefden.
Hun namen stonden in het telefoonboek, hun appartement lag in een rustige straat vol palmbomen.
Iedereen kon hen zien, maar niemand keek.
Toch waren ze niet alleen. Vanaf het moment dat ze in Los Angeles landden, was er iemand die hen opwachtte. Hij glimlachte vriendelijk, hielp met papieren en regelde alles.
Zijn naam was Omar al-Bayoumi.
De ontmoeting in Los Angeles
Op 18 januari 2000 komt op het vliegveld van Los Angeles een man twee passagiers tegemoet. Ze hebben kleine koffers bij zich en spreken nauwelijks Engels. De man die op hen wacht, lijkt goed voorbereid en begroet hen vriendelijk, helpt met de bagage en lacht.
Hij stelt zich voor als Omar al-Bayoumi en vertelt dat hij ook uit Saudi-Arabië komt en al langer in Californië woont.
Binnen enkele dagen helpt hij hen aan een appartement in San Diego.
Hij betaalt hun eerste maand huur en de borg, regelt bankrekeningen, rijbewijzen en telefoons. Voor buitenstaanders lijkt het op pure gastvrijheid – een landgenoot die landgenoten helpt. Maar later, als onderzoekers terugkijken op deze gebeurtenissen, zal dat gebaar een heel andere betekenis krijgen.
De man met twee gezichten
In die tijd werkte Omar al-Bayoumi zogenaamd voor een luchtvaartbedrijf genaamd Avco, maar collega’s herinneren zich hem nauwelijks. Hij verscheen zelden op kantoor, soms helemaal niet, en toch ontving hij maandelijks salaris – en niet weinig ook.
Toen Britse agenten jaren later zijn huis doorzochten, vonden ze een notitieboek waarin tussen telefoonnummers en aantekeningen opeens tekeningen van vliegtuigen opdoken, compleet met wiskundige berekeningen over vliegroutes en snelheden.
In Washington ontdekten onderzoekers dat er geld naar hem werd overgemaakt via rekeningen van de Saoedische ambassade. Officieel was het bedoeld voor “ondersteuning van studenten in het buitenland,” maar waarom kwam het terecht bij iemand die nauw contact onderhield met twee toekomstige kapers?
“Een helper,” noemde hij zichzelf, “een toevallige vriend.” Maar helpers van die soort zijn zeldzaam.
De stille schakel
Volgens verschillende vrijgegeven documenten onderhield Al-Bayoumi contact met de Saoedische inlichtingendienst, en juist die dienst werkte op haar beurt samen met de CIA, die in die tijd binnen eigen land niet mocht spioneren.
Het was een handig tussenstation: informatie uitwisselen zonder officieel iets te hoeven doen. Als dat waar is, dan fungeerde Omar al-Bayoumi als een stille schakel tussen Amerikaanse en Saoedische belangen – een onzichtbare draad in een web van goedbedoelde samenwerking, of van bewuste misleiding. Dat blijft tot op de dag van vandaag onduidelijk.
Wat wél zeker is: zonder hem hadden Al-Mihdhar en Al-Hazmi nauwelijks kunnen overleven in Californië. Hij was hun gids, hun steun, hun beschermengel in een vreemd land, en hij deed dat allemaal met een glimlach.
De echo van zijn naam
Na 9/11 werd Al-Bayoumi opnieuw ondervraagd. Hij ontkende alles en beweerde dat hij gewoon een behulpzame man was geweest, iemand die nooit had geweten wie zijn gasten werkelijk waren. Tot vandaag is zijn exacte rol onderwerp van discussie.
Was hij een onwetende tussenpersoon of een bewust geplaatste informant?
De documenten spreken elkaar tegen, en de waarheid blijft verborgen achter vrijgegeven rapporten waarvan hele passages zwart zijn gemaakt.
Volgend deel: “De muur van bureaucratie.”
Terwijl Al-Mihdhar en Al-Hazmi door Amerika reizen, verschijnen er steeds meer signalen: memo’s, namen, waarschuwingen. Maar niemand verbindt de punten. Alle aanwijzingen blijven steken in een muur van bureaucratie.
9/11 de aanslag op de twin towers


